Samen met 20
andere mantelzorgers zit ik in de wachtkamer van een ziekenhuis. Allemaal in
het gezelschap van iemand die straks niet meer zelf kan rijden. We wachten
geduldig op onze beurt; de tijd tikt verder. Weer een half uur later, het duurt
te lang, we worden onrustig. Om me heen zie ik mensen heen en weer schuiven en
het gemopper begint zachtjes. Waarom duurt het zo lang? Wat is het nut van een
afspraak? Er zijn ook mensen die stilletjes hun wachtend lot ondergaan; het is
niet anders zeggen ze.
Een vrouw
staat wat geïrriteerd op en loopt naar de verpleging. Ze vertelt dat ze al een
uur zit te wachten met haar vader van 90; “hij kan niet zo lang zitten, en hij is
nu al te moe”. Als de man eindelijk wordt binnen geroepen, zit zijn dag erop
voor vandaag. Jammer, al zijn goede energie kwijt aan een troosteloze
wachtkamer. Moedeloos neemt zijn dochter hem liefdevol aan de arm.
En ik? Ook
ik schuifel wat en wacht tot ik het zat ben. En dan begint het te stapelen. Een
oeroud instinct borrelt in mij op; prehistorische alertheid om gevaar te
overleven. Ga ik vechten, vluchten of wachten? In gedachte neem ik de afgelopen
weken door op mijn persoonlijke wacht- en vechtstanden. Wachten op een rolstoeltaxi
die meerdere malen niet op tijd komt. Vechten tegen de cliëntgerichte zorgverlener
van mijn moeder die eenzijdig de tijden vervroegd. Lang wachten op een
gemeentelijke afdeling die maatwerk maar moeizaam kan toepassen. Een ziekenhuis
nabellen die vergeten is om de afspraken in te plannen. Een zorgrooster met te
weinig beschikbare mensen om goede zorg te leveren. Zoveel tijd en energie
kwijt omdat afspraken niet worden nagekomen.
Ik vraag me
soms af of het andere mensen wat kan schelen. Is mijn tijd minder waard omdat
ik mantelzorg doe? Of leunen ze zo hard op mijn begrip en geduld dat ze zelf
niet meer hoeven te denken en te handelen? Mijn kostbare tijd gaat verloren aan
gemakzucht van anderen, aan gebrekkige betrokkenheid of aan reactief
risicomijdend gedrag vanuit protocollen. Mijn tijd, tijd die ik nu niet meer
aan waardevollere dingen kan besteden. Ook mijn tijd vliegt, heelt alle wonden
en tikt thuis zoals nergens anders. De huidige maatschappij lijkt een afschuif-
en doorschuifsamenleving te worden die vooral op papier kloppend moet zijn. Deze
situatie levert bij mij chronische alertheid op met de bijbehorende stress. De
sabeltandtijger uit de oudheid is omgevormd tot een ongrijpbare onverwoestbare
papieren tijger in onze tijd. Een ander tijdvak, maar beiden een gevaar voor
het uitroeien van de menselijkheid. Het effect voor ons brein en lijf blijft
hetzelfde; vechten, vluchten of bevriezen.
In het
ziekenhuis sta ik op en meld aan de verpleging dat we weggaan. Ik ben het
wachten zat en schiet in de vechtstand. Mijn begrip en geduld zijn op. Ik wil
niets meer horen over goede bedoelingen en werkwijzen. En wonder boven wonder zijn
we ‘toevallig’ direct aan de beurt.
Wel een
beetje jammer dat ook mijn energie in diezelfde wachtkamer is achtergebleven.